De componist die verdwaald was

Een tweekoppig monster verspert de weg. Achter het bevindt zich de ingang van een lange tunnel waarvan niemand weet waar hij eindigt. Ik moet naar de tunnel, maar zolang het reusachtig beest er staat durf ik de laatste meters niet af te leggen. Brullend laat het zijn grote hoektanden zien en ik deins terug. Twijfels slaan voor de zoveelste keer toe. Misschien is het beter om rechtsomkeert te maken, teruggaan naar waar het veilig is. Naar de plek van comfort en waar nooit iets onverwachts gebeurt. Is dat niet fijner?

Ik was een jaar of acht toen mijn zus voor het eerst thuiskwam van de bibliotheek met een kinderboek voor mij. Niet lang daarna hing ik zelf steevast rond in mijn nieuwe toevluchtsoord. Middagen lang bevond ik mij tussen eindeloze boekenplanken waar zoveel verschillende werelden en karakters in opgeborgen zaten. Goede schrijvers zijn woordentovenaars die onopvallend je hoofd in sluipen en je bij de hand nemen mee naar een ander leven. Dat wilde ik ook kunnen, ik wilde ook verhalen maken. Al snel begon ik te schrijven en ik vond het heerlijk. Een toetsenbord verschilt in wezen niet veel van een piano: wanneer je piano speelt, combineer je klanken met elkaar zodat deze tot één vloeiend lied samen komen. Als ik schrijf, zie ik de letters dansen en de leestekens neuriën mee. Het zijn stille noten die symfonisch bij elkaar worden gebracht. Ik was de regisseur van mijn eigen liederen.

Jaren verstreken, ik werd ouder en schreef steeds minder voor mezelf. Het was niet zozeer een kwestie van uit het oog verloren, want ik keek nog altijd bewonderend naar etalages van boekwinkels, dromend dat ooit daar een roman zou staan met mijn naam erop. Voor werk schreef ik hier en daar nog wel een artikel of zakelijke tekst. Maar de letters dansten niet meer. Ik miste het componeren en moest terug naar de basis. Terug naar waarom ik ooit was begonnen en mezelf weer laten meevoeren in de georganiseerde orkanen van woorden.

Ik heb lang genoeg rondgedwaald zonder verder te durven. Het is gedaan met het wegvluchten. Vastberaden loop ik recht op het tweekoppig monster af. Met elke stap dichterbij lijkt het kleiner te worden. Wanneer we oog in oog staan, zie ik dat we inmiddels even groot zijn. Het is nog maar een schim van de grote dreiging dat het eerst was. Plots overvalt mij een gevoel van herkenbaarheid. Het monster is niemand anders dan ikzelf, vermomd onder een deken van doemdenken en begeleid door uitstelgedrag en faalangst als twee slechte raadgevers. Heb ik door dit mijzelf al die jaren tegengehouden? Alsof het mijn gedachten kon horen, knikken beide koppen en met een laatste grom lost het monster op in het niets. De weg is eindelijk vrij. Triomfantelijk vervolg ik mijn pad en kom al snel aan bij de donkere ingang. Het monster was nog maar het begin. De tunnel is lang, onvoorspelbaar en vol kronkels. Er zullen tegenslagen komen. Maar ik weet dat ik niet meer ga omkeren. Na lange tijd heb ik mijn muzieknoten weer gevonden en zolang ik ze mee draag, zullen de kleine dansers mij de weg wijzen.

En ik begin te lopen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *